MedicijnenActrapid

Actrapid | insuline

Werkzame stof: insuline


Onderstaande tekst gaat over de werkzame stof insuline.

MedicijnenActrapid

Actrapid

Werkzame stof: insuline


Onderstaande tekst gaat over de werkzame stof insuline.

Belangrijkste zakenWaarbij gebruik ik het?Mogelijke bijwerkingenHoe gebruik ik dit?Een keer vergeten, wat nu?Mag ik autorijden, alcohol drinken, alles eten?Gebruik met andere medicijnenGebruik bij zwangerschap of borstvoedingMag ik zomaar stoppen?Onder welke namen verkrijgbaar?Heb ik een recept nodig?

Informatie in het Oekraïens over insuline; нформація українською мовою про інсулін

    • Insuline is een hormoon. Het zorgt ervoor dat koolhydraten (zoals suiker) uit uw voeding uw cellen in kunnen en niet achterblijven in uw bloed.
    • Bij diabetes mellitus (suikerziekte). Bij diabetes zit er te veel suiker in het bloed. Dit is schadelijk voor uw hart en bloedvaten, zenuwen, ogen en nieren.
    • Kortwerkende insulines werken binnen 10-30 minuten en werken 2 tot 8 uur lang. Middellangwerkende insulines binnen 1-2 uur, 16 tot 24 uur lang. Langwerkende insulines werken binnen 1-2 uur, 24 uur lang.
    • U krijgt uitleg hoe u moet spuiten en hoe u kunt testen hoeveel suiker er in uw bloed zit.
    • De belangrijkste bijwerking van insuline is een hypo. U heeft dan te weinig suiker in uw bloed. U merkt dat aan hongergevoel, een bleke huid, trillen, zweten, duizeligheid, hoofdpijn, vermoeidheid en flauwvallen.
    • Behandel een hypo direct door wat druivensuiker te eten of een drank met suiker te drinken. Eet daarna een boterham. Lukt het u door de hypo niet meer om iets te eten met suiker? Gebruik dan glugacon, dit helpt tegen een hypo. Laat mensen in uw omgeving zien hoe zij glucagon bij u moeten spuiten of moeten geven via de neus. Zorg dat iemand een arts belt wanneer u door een hypo in de war raakt.
    • Bent u zwanger? Of wilt u zwanger worden? Vraag aan uw arts of apotheker of u insuline mag gebruiken.

    Download de samenvatting

     

    • Insuline is een injectiemiddel voor mensen met diabetes die zelf geen of onvoldoende insuline aanmaken.

      Er zijn verschillende soorten insuline verkrijgbaar: kortwerkend, middellangwerkend, langwerkend en combinaties hiervan.

      Artsen schrijven het voor bij diabetes mellitus.

      • Oorzaak
        Diabetes mellitus (suikerziekte) ontstaat als het lichaam niet meer in staat is suikers (koolhydraten) uit de voeding op natuurlijke wijze om te zetten in energie. Het hormoon insuline is verantwoordelijk voor die omzetting.

        Insuline wordt in de alvleesklier aangemaakt. Bij mensen met diabetes produceert de alvleesklier te weinig insuline. Het gevolg is dat de suikers in het bloed niet worden opgenomen in de cellen om omgezet te worden in energie. Er blijven te veel suikers achter in het bloed, daardoor is de bloedsuikerspiegel (ook wel bloedglucose, bloedglucosespiegel of bloedsuiker genoemd) te hoog.

        Verschijnselen
        Een te hoge hoeveelheid bloedsuiker uit zich in dorst, veel drinken en vaak plassen, moeheid en lusteloosheid. Omdat het lichaam toch ergens energie vandaan moet halen, gaat het vet verbranden. Dit leidt tot gewichtsverlies en uitademen van een acetongeur.

        Diabetes wordt onderverdeeld in twee soorten: type 1 en type 2. Bij type 1 maakt de alvleesklier (vrijwel) geen insuline aan. Type-1-diabetes heet daarom ook wel insulineafhankelijke diabetes. Bij type 2 maakt de alvleesklier nog wel insuline, maar dit is te weinig of het lichaam reageert er niet meer goed op.

        Behandeling
        Door een juiste hoeveelheid insuline toe te dienen, gaat het lichaam weer normaal functioneren. Toedienen kan met behulp van een injectiespuit, een insulinepen of een insulinepompje.

        Effect
        Een kortwerkende insuline verlaagt de hoeveelheid bloedsuiker al na 10 tot 30 minuten; de werking houdt 2 tot 8 uur aan. De middellange soorten werken na 1 tot 2 uur en de werking houdt 16-24 uur aan. Langwerkend insuline heeft bij gebruik volgens voorschrift een continue werking over de hele dag.

        Ook de plaats van de injectie bepaalt hoe lang het duurt voor insuline gaat werken: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).

        De verschijnselen van diabetes nemen geleidelijk af. Dorst, vaak plassen en een droge mond verdwijnen meestal binnen enkele dagen. Vermoeidheidsklachten verminderen meestal binnen enkele weken. Behalve als uw vermoeidheid door iets anders komt dan door de diabetes.

      • Bijwerkingen hebben meestal te maken met onderdosering of overdosering.

        De belangrijkste bijwerkingen zijn de volgende.

        • Te hoge hoeveelheid bloedglucose.

          Spuit u te weinig insuline, dan wordt uw bloedglucosegehalte te hoog (hyper); De kenmerken van een te hoog bloedglucosegehalte (meer dan tien mmol per liter) zijn: vaak plassen, veel drinken, dorst, droge tong, vermoeidheid en slaperigheid.

        • Te lage hoeveelheid bloedglucose.

          Spuit u te veel dan wordt uw bloedglucose te laag (hypo). Een te lage hoeveelheid bloedglucose kan ook het gevolg zijn van grote lichamelijke inspanning, te weinig eten, te laat eten of het spuiten van insuline in een ander lichaamsdeel dan normaal, bijvoorbeeld buik in plaats van bil. De insuline wordt dan te snel opgenomen en de hoeveelheid bloedsuiker daalt sneller dan normaal. De kenmerken van een te laag bloedglucose (minder dan drie mmol per liter) zijn: honger, bleekheid, beven en zweten, wisselend humeur, vermoeidheid, duizeligheid en hoofdpijn.
          De arts of diabetesverpleegkundige spreekt met u af hoe vaak u per dag uw bloedglucosegehalte moet meten. De normale waarde is 4 tot 10 mmol per liter. Als u uw insuline altijd goed verdraagt en toch plotseling last krijgt van te hoog of te laag bloedglucose, dan is het raadzaam uw arts of apotheker te raadplegen. Vooral de hypo moet goed worden behandeld, omdat u anders uw bewustzijn kunt verliezen.

        • Overgevoeligheid

          Dit is mogelijk door de insuline of door toevoegingen, zoals het conserveermiddel. Vroeger gebruikte men dierlijke insuline dat nogal eens allergische reacties veroorzaakte. Tegenwoordig is men in staat 'humane' insuline in het laboratorium te maken. Deze insuline lijkt sprekend op het menselijke insuline, zodat allergische reacties (meestal) achterwege blijven. Blijkt u inderdaad overgevoelig te zijn voor dit middel, meld dat dan altijd aan uw apotheker. Het apotheekteam kan er dan op letten dat u dit (of een verwant) middel niet opnieuw krijgt.

        • Spuitplekken. Dit zijn harde plekken of bobbels op de huid.

          Als u dit merkt, neem dan contact op met uw arts. Spuit GEEN insuline op deze plekken. Op deze plekken is de opname van insuline anders. Hierdoor kan uw bloedglucose erg gaan schommelen. Spuitplekken verdwijnen meestal geleidelijk als u daar niet meer spuit.

        • Wazig zien

          Dit treedt op in het begin van de behandeling. Ook kan uw gezichtvermogen de eerste maanden veranderen. Dit komt doordat uw ogen aan de veranderingen in het bloedglucose moeten wennen. Wacht dus liefst nog een aantal weken met het aanmeten van een (nieuwe) leesbril.


        Neem contact op met uw apotheker of arts als u te veel last heeft van deze of andere bijwerkingen waar u zich zorgen over maakt.


        Heeft u last van een bijwerking? Meld dit dan bij het bijwerkingencentrum lareb. Hier worden alle meldingen over bijwerkingen van medicijnen in Nederland verzameld. Ik wil een bijwerking melden

        • Regelmatig: bij meer dan 30 op de 100 mensen
          Soms: bij 10 tot 30 op de 100 mensen
          Zelden: bij 1 tot 10 op de 100 mensen
          Zeer zelden: bij minder dan 1 op de 100 mensen
          • Als u voor het eerst insuline gaat gebruiken, zal uw arts of diabetesverpleegkundige u instellen op insuline. Dat wil zeggen dat de voor u optimale dosering wordt vastgesteld. Voor insuline bestaat namelijk geen standaarddosering, iedereen reageert er anders op.

            Het is van belang dat u zich tijdens de beginperiode strikt aan het voorgeschreven doseringsschema houdt, anders is het resultaat niet goed te beoordelen.
            Download het instructieblad insuline spuiten en het instructieblad bloedsuiker meten.

            Hoe?

            • Gebruik bij elke injectie een nieuwe naald. Anders kunt u de huid beschadigen en kan een spuitplek ontstaan.
            • Wissel regelmatig van injectieplek. Spuit u vaak in dezelfde huidplek, dan kan op die plek een spuitplek ontstaan.
            • Het is van belang dat u op ieder spuittijdstip van de dag in hetzelfde lichaamsdeel spuit (wel telkens op een andere plek). Dus als u 's ochtends altijd in de bil spuit, kiest u telkens een andere plek op de bil, maar u wisselt 's ochtends niet tussen bijvoorbeeld bil en buik. Dit is omdat de snelheid waarmee de insuline in het lichaam wordt opgenomen in sterke mate afhangt van het ingespoten lichaamsdeel: buik (snel), bovenarm (normaal), bovenbeen (langzaam) of bil (langzaam).
            • Injecteer insuline NIET in een spuitplek. Anders kan uw bloedsuiker erg gaan schommelen.

            Wanneer?
            Van uw arts of diabetesverpleegkundige heeft u een schema gekregen. Ook heeft u aanwijzingen gekregen over hoe u moet omgaan met de bloedsuikermeter en de insulinespuit of -pomp en hoe u uw insulinebehoefte aan moet passen aan de hand van de gemeten bloedsuikerspiegel. Het is belangrijk dat u deze aanwijzingen stipt opvolgt. De meest gehanteerde schema's zijn de volgende.

            • 1 keer per dag: vóór de nacht een (middel)langwerkende insuline.
            • 2 keer per dag: een combinatie van een kort- en een middellangwerkende insuline, die u inspuit vóór het ontbijt en vóór het avondeten.
            • 4 keer per dag: driemaal per dag vóór het eten een kortwerkende insuline en eenmaal vóór de nacht een (middel)langwerkende insuline.

            Hoe lang?
            Als u diabetes mellitus type 1 heeft, zult u de rest van uw leven insuline moeten blijven gebruiken.

            Bij diabetes mellitus type 2 hangt het af van de controle van uw bloedsuikerspiegels hoe lang insuline nodig is. Dit kan de rest van uw leven zijn, maar het insulinegebruik kan ook tijdelijk zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij het gebruik tijdens de zwangerschap.

            • Wanneer u een dosis bent vergeten, controleer dan uw bloedsuikergehalte en spuit eventueel alsnog wat insuline.

              • autorijden?
                Omdat u kans heeft op een hypo kan het gevaarlijk zijn aan het verkeer deel te nemen. U mag daarom alleen autorijden als u doorgaans een hypo goed voelt aankomen. U kunt hier dan op een goede manier op reageren. Overleg hierover met uw arts.

                Let op: ook diabetes kan een reden zijn dat u niet mag autorijden. Hiervoor gelden bepaalde keuringseisen. Wilt u meer informatie over autorijden bij bepaalde aandoeningen? Kijk dan op de website van het CBR.

                Mag u wel autorijden?
                Houd dan rekening met de volgende adviezen:

                • Rijd alleen als u zich goed voelt.
                • Meet altijd voor u vertrekt uw bloedsuiker.
                • Zorg dat u druivensuiker of suikerklontjes in de auto bij de hand heeft.
                • Heeft u tijdens het autorijden een (dreigende) hypo?
                  - Zoek een veilige plek en breng de auto daar tot stilstand.
                  - Eet wat druivensuiker of suikerklontjes.
                  - Controleer uw bloedsuiker en rijd pas verder als deze hoger is dan 6 mmol/liter.

                alcohol drinken?
                Alcohol kan een 'hypo' veroorzaken en uw lichaam herstelt hier trager van. Drink liever geen alcohol of hooguit 1 glas per dag. Probeer het drinken van alcohol eerst met mate. U kunt dan zelf inschatten of u er veel last van krijgt. Drink de alcohol wel op een gevulde maag, anders is het effect op de bloedsuiker te sterk.

                roken?
                Roken versnelt de afbraak van insuline. Als u stopt met roken, kan de hoeveelheid insuline in het bloed toenemen. Hierdoor kan kunt u eerder een 'hypo' krijgen. Overleg met uw arts voordat u gaat stoppen met roken. Mogelijk moet u minder insuline spuiten.

                Overleg ook met uw arts als u lange tijd niet heeft gerookt en (weer) bent begonnen. Dan is het misschien juist nodig om meer insuline te spuiten.

                alles eten?
                U zult in de gaten moeten houden wat en hoeveel u eet, om daar de hoeveelheid insuline op aan te kunnen passen. Raadpleeg eventueel een diëtist.

                • De medicijnen waarmee de belangrijkste wisselwerkingen optreden, zijn de volgende.

                  • Bètablokkers, dit zijn hart-vaatmiddelen die worden gebruikt bij hoge bloeddruk, hartkramp, hartritmestoornissen en migraine. Bijvoorbeeld atenolol, metoprolol, propranolol en sotalol. Ook bevinden zich bètablokkers in sommige oogdruppels tegen verhoogde oogboldruk, bijvoorbeeld timolol. Wanneer u een bètablokker gebruikt, voelt u minder snel dat u een 'hypo' heeft. Dat komt omdat de bètablokker de waarschuwende signalen zoals trillen en hartkloppingen onderdrukt. Andere verschijnselen, zoals zweten, wazig zien en hongergevoel verdwijnen niet. Let daarom extra op deze laatste verschijnselen.
                  • Zwangerschap
                    Gebruik dit medicijn in overleg met uw arts. Er zijn verschillende soorten insuline. Als u zwanger bent of binnenkort wilt worden, zijn er bepaalde soorten insuline die u het beste kunt gebruiken. Deze insulines worden al jarenlang zonder problemen gebruikt door zwangere vrouwen. Overleg met uw arts over de insuline die u gebruikt. Soms zal de arts een ander soort insuline voorschrijven.

                    U moet tijdens uw zwangerschap onder strikte controle blijven en uw insuline stipt volgens voorschrift gebruiken. Uw insulinebehoefte wisselt namelijk erg sterk tijdens de zwangerschap. Grote schommelingen in uw bloedsuiker kunnen schadelijk zijn voor u en voor de groei en ontwikkeling van uw kind. Neem daarom contact op met uw arts zodra u zwanger bent, of dit binnenkort wilt worden.

                    Borstvoeding
                    U kunt dit medicijn veilig gebruiken als u borstvoeding geeft. Dit medicijn komt niet in de moedermelk terecht.

                    De insulinebehoefte is in de eerste maanden na de bevalling vaak wisselend. Tijdens het geven van borstvoeding is het soms nodig de dosering van de insuline aan te passen.

                    Gebruikt u medicijnen op recept of die u zonder recept koopt? Wilt u helpen om de kennis over medicijngebruik tijdens zwangerschap en borstvoeding te vergroten? Meld dan uw ervaring bij Moeders van Morgen.

                    • Het is - zeker als u diabetes mellitus type 1 heeft - levensgevaarlijk om zo maar te stoppen met insuline. Als u veel hinder ondervindt van bijwerkingen van uw huidige insuline, is het raadzaam dit aan uw arts en/of apotheker te melden. Mogelijk kunt u in overleg voor een andere insuline kiezen, die beter aansluit bij uw insulinebehoefte.

                      Heeft u diabetes type 2 en denkt u erover na om te stoppen met dit medicijn? Lees voor meer informatie het thema 'Kan ik stoppen met mijn medicijnen tegen diabetes type 2 (suikerziekte)?'.

                      • Ja, u heeft een recept nodig.

                        Insuline is sinds 1926 internationaal op de markt. Het is op recept verkrijgbaar als kortwerkende, middellangwerkende en langwerkende insuline, als combinatie van kortwerkende insuline met middellangwerkende of langwerkende insuline en als combinatie van langwerkende insuline met een andere werkzame stof.

                        • Kortwerkende insuline is verkrijgbaar onder de merknamen Actrapid, Apidra, Fiasp, Humalog, Humuline Regular, Insuline aspart, Insuline lispro, Insuman Implantable, Insuman Infusat, Insuman Rapid, Lyumjev en Novorapid.
                        • Middellangwerkende insuline is te verkrijgen onder de merknamen Humuline NPH, Insulatard en Insuman Basal.
                        • Langwerkende insuline is te verkrijgen onder de merknamen Lantus, Levemir, Toujeo, Tresiba en Abasaglar.
                        • De combinatie van kort- en middellangwerkende insuline is op de markt onder de merknamen Actraphane, Humuline, Humalog Mix, Mixtard en Novomix.
                        • De combinatie van kort- en langwerkende insuline is op de markt onder de merknaam Ryzodeg.
                        • De combinatie van langwerkende insuline en een andere werkzame stof is op de markt onder de merknamen Xultophy en Suliqua.

                        Laatst bijgewerkt op 09-01-2024

                        Disclaimer

                        Deze tekst is opgesteld door het Geneesmiddel Informatie Centrum van de KNMP. Deze tekst is gebaseerd op de bijsluiter van het beschreven medicijn en op andere, wetenschappelijke bronnen. Zoals medische richtlijnen, standaarden en literatuur. Bent u benieuwd hoe het apotheek.nl-team dit doet? Bekijk dan de video. Hoewel bij het opstellen van de tekst uiterste zorgvuldigheid is betracht, is de KNMP niet aansprakelijk voor eventuele schade die zou kunnen voortvloeien uit enige onjuistheid in deze tekst. De officiële bijsluiter van dit medicijn vindt u bij het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen op: www.cbg-meb.nl.

                        Vond u deze informatie nuttig?

                        Vind een apotheek

                        Wilt u meer weten, of heeft u een vraag over uw eigen situatie? Dan raden wij u aan naar uw eigen apotheek te gaan. Uw eigen apotheker is op de hoogte van uw persoonlijke omstandigheden en kan u uitgebreid begeleiden bij uw medicijngebruik. Bent u niet in de buurt van uw eigen apotheek, dan kunt u hier ook andere apotheken vinden.
                        Vind een apotheek blob

                        Vraag het de webapotheker

                        Vraag het de webapotheker

                        Vraag het de webapotheker

                        Het beste advies krijgt u bij uw eigen apotheek. Daar ontvangt u de zorg en begeleiding die is afgestemd op uw persoonlijke situatie. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kunt u een vraag stellen aan de webapotheker. Een team van apothekers beantwoordt uw vraag in principe binnen enkele werkdagen.

                        Meldpunt medicijnen

                        Werkt uw medicijn heel goed of juist niet? Wordt uw medicijn niet vergoed? Of heeft u last van een bijwerking? Meld uw ervaring

                        Geen ervaringen gevonden

                        Informatie wordt bijgewerkt: